Het J-1-visum was bedoeld als de zachte handdruk van Amerika. Een culturele uitwisseling waardoor jonge mensen van over de hele wereld konden leven, kort werken en het idee van de VS als een land van kansen, eerlijkheid en leren in zich konden opnemen. In de loop der jaren is dat idee stilletjes uitgedund. In plaats daarvan ontstond iets kouders: een licht gereguleerde arbeidspijplijn die de grens tussen ruil en uitbuiting vervaagde.Een recent onderzoek door de New York Times legt bloot hoe een programma dat was ontworpen om de Amerikaanse waarden onder de aandacht te brengen gestaag werd omgevormd tot een op winst gericht systeem dat duizenden buitenlandse studenten en stagiairs kwetsbaar maakte.
Wat het J-1 visum moet zijn
Met het J-1 visum kunnen buitenlandse studenten, stagiaires en stagiaires tijdelijk in de VS werken onder categorieën zoals zomerwerkreizen, stages en professionele training. Hoewel het programma onder het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken valt, wordt de dagelijkse werking ervan uitbesteed aan meer dan honderd goedgekeurde sponsororganisaties.Deze sponsors werven deelnemers in het buitenland, plaatsen ze bij Amerikaanse werkgevers, houden toezicht op hun arbeidsomstandigheden en fungeren als primair aanspreekpunt als zich problemen voordoen. In theorie zijn zij de hoeders van de culturele missie van het programma. In de praktijk oefenen ze enorme macht uit over mensen die, zodra ze arriveren, weinig invloed hebben.De deelname is dramatisch gegroeid. Wat ooit een bescheiden uitwisselingsinitiatief was, brengt nu elk jaar honderdduizenden jonge werknemers naar de VS, waarvan velen terechtkomen in lagelonensectoren die moeite hebben om binnenlandse arbeidskrachten aan te trekken.
Hoe het programma een bedrijf werd
Het keerpunt was structureel en niet toevallig.Sponsors mochten wervings- en plaatsingskosten in rekening brengen zonder bovengrens. Veel deelnemers betaalden duizenden dollars voordat ze ooit een voet in de VS hadden gezet, waarbij ze vaak geld leenden of het spaargeld van hun gezinnen leegmaakten. Tegen de tijd dat ze arriveerden, zaten ze al financieel in de val.Wat velen van hen te wachten stond, leek weinig op de geadverteerde stages of trainingservaringen. In plaats van professionele blootstelling moesten de deelnemers fysiek zwaar, repetitief werk doen op boerderijen, in fabrieken, bij verwerkingsfabrieken of in horecabanen met lange uren en minimaal toezicht.Tegelijkertijd opereerden sponsororganisaties steeds meer als commerciële ondernemingen. Leidinggevenden betaalden zichzelf hoge salarissen. Familieleden verschenen op de loonlijsten. Sommige sponsors plaatsten deelnemers bij bedrijven die eigendom waren van bestuursleden of familieleden. Anderen richtten nevenbedrijven op, waaronder verzekeringsmaatschappijen, en eisten van visumhouders dat ze deze diensten afnamen als voorwaarde voor deelname.Niets van dit alles was in strijd met de regels zoals ze waren geschreven.
Waarom deelnemers niet konden terugdringen
Het systeem maakte werknemers structureel afhankelijk.Een J-1 visum is gebonden aan een sponsor. Als een plaatsing beledigend of onveilig wordt, beslist de sponsor of de deelnemer naar elders kan worden verplaatst of dat het verblijf effectief eindigt. Klagen riskeert baanverlies. Baanverlies riskeert deportatie.Veel deelnemers maakten melding van verwondingen, intimidatie en onveilige omstandigheden. Wanneer zij hulp zochten, bemiddelden sponsors vaak stilletjes met werkgevers in plaats van resoluut in te grijpen. De prikkel was duidelijk. Werkgevers zijn terugkerende klanten. Deelnemers zijn tijdelijk en vervangbaar.In tegenstelling tot andere Amerikaanse gastarbeidersprogramma’s verbiedt het J-1-systeem geen wervingskosten, een waarborg die specifiek elders is ontworpen om door schulden veroorzaakte dwang te voorkomen. Het resultaat was een juridische grijze zone waarin druk niet expliciet hoefde te zijn om effectief te zijn.
Wat door toezicht niet kon worden opgelost
Niets hiervan was onbekend bij de autoriteiten. Interne evaluaties gedurende tientallen jaren brachten winstbejag, zwak toezicht en belangenconflicten aan het licht. Wetgevers hebben kort nagedacht over hervormingen die de vergoedingen zouden hebben beperkt en de controles zouden hebben aangescherpt.Die pogingen liepen vast. Sponsors lobbyden agressief en waarschuwden dat het programma niet zou kunnen overleven zonder de deelnemers kosten in rekening te brengen. De structuur bleef intact en werd in de loop van de tijd groter en lucratiever.Hoewel sponsors vandaag de dag verplicht zijn hun vergoedingen aan de overheid bekend te maken, is die informatie niet gemakkelijk toegankelijk voor potentiële aanvragers. Transparantie bestaat grotendeels op papier.
Waarom dit verhaal ertoe doet
De J-1-saga legt een ongemakkelijke waarheid over moderne immigratiesystemen bloot. Uitbuiting gebeurt niet altijd in de marge of via illegale kanalen. Het kan gedijen binnen wettelijke kaders wanneer idealen worden uitbesteed, het toezicht zwak is en de winstprikkels ongecontroleerd worden gelaten.Een visum dat bedoeld was om cultureel begrip te bevorderen leerde uiteindelijk een andere les: dat zonder verantwoording zelfs de meest goedbedoelde programma’s kunnen worden omgebogen tot instrumenten voor stille uitbuiting.Voor veel jonge mensen die arriveerden en geloofden in de belofte van Amerika, was de uitwisseling reëel. Alleen niet degene die ze hebben verkocht.


