Alles is een kwestie van smaak, en de meeste mensen weten wat ze lekker vinden. Als je nog niet aan boord bent van de ‘Spartacus’-express, waarvan ‘Spartacus: House of Ashur’ het vijfde deel is en de eerste sinds 2013, zou je snel moeten weten of de mix van softporno, expliciet geweld en gekibbel naar macht jouw kelk wijn is.
In deze reboot, opnieuw bestuurd door Steven S. DeKnight en vrijdag in première op Starz, bevindt Ashur (Nick E. Tarabay), een slechterik in de vorige serie, vermoord door Spartacus op de Vesuvius, zich in de onderwereld, geconfronteerd met Lucy Wetteloosterugkerend voor een cameo als Lucretia, die het verhaal samenvat en hem terugstuurt naar de aarde in een tijdlijn waar hij in plaats daarvan Spartacus vermoordde – zonder reden gegeven, of hoe het wordt beheerd. En presto, Ashur wordt wakker in bed met ‘lichaamsslaven’ Hilara (Jamaica Vaughan) en Messia (Ivana Baquero) als de baas van de ludus – een school voor gladiatoren – waar hij ooit in dienst was van Lucretia’s echtgenoot. (En ook geen erg prettige baas.)
Al die zaken met Spartacus en zijn slavenopstand zijn gedaan. Er is een politieke achtergrond in de show, waarbij Pompey en Crassus elkaar buiten beeld te lijf gaan en een amusant narcistische Julius Caesar (Jackson Gallagher) langskomt om de aandacht op zichzelf te vestigen. Maar in ieder geval voor de vijf van de tien afleveringen die beschikbaar zijn om te beoordelen, is ‘House of Ashur’ vooral een soort showbusiness-verhaal, terwijl Ashur probeert zijn gezelschap een grote rol te laten spelen terwijl hij rekent op een ongeteste nieuwkomer. Noem het ‘Goudzoekers van 71 v.Chr.’ Met seks en bloed.
De nieuwkomer is Achillia (Tenika Davis), een pas tot slaaf gemaakte Nubische Ashur die in de haven haar bewakers uit elkaar haalt. (In haar verlangen naar vrijheid is zij de Spartacus van deze ‘Spartacus’.) Maar de jongens bij de ludus, wier gelederen met name de fatsoenlijke kerel Celadus (Dan Hamill) en zijn heethoofdige zoon Tarchon (Jordi Webber) omvatten, willen niet graag een vrouw in hun gelederen opnemen en zijn dubbel geïrriteerd dat Ashur haar overslaat in een hoofdrol. Van haar kant moet ze nog veel leren; trainer Korris (Graham McTavish), de persoon die je het liefst aan je zijde wilt hebben, kan je misschien helpen. Ashur zegt niet tegen haar: ‘Je gaat als kind uit, maar je moet als ster terugkomen’, zoals zei Warner Baxter tegen Ruby Keelermaar het idee is ongeveer hetzelfde.
Ashur’s goochelen voor een plekje op de affiche in de grote arena brengt hem in contact met de hoi polloi van Capua, de stad waar het verhaal zich afspeelt; ze beschouwen hem over het algemeen als iemand die je niet moet ingrijpen. (Dat hij een ex-slaaf en een Syriër is, die mensen ‘de Syriër’ noemen, helpt niet.) Tot deze bende behoren rivaal Proculus (Simon Arblaster) en zijn drietal dodelijke kleine mensen, senator Gabinius (Andrew McFarlane); Echte huisvrouw van Capua, Cossutia (Claudia Black); en hun lieve jonge dochter Viridia (India Shaw-Smith), die zich thuis heeft verschanst sinds de dood van haar man in de Spartacus-oorlogen.
De dialoog lijkt gemaakt om een wereldrecord voor godslastering te vestigen; vrijwel het enige bijvoeglijk naamwoord dat deze mensen gebruiken, begint met ‘F.’ Tegelijkertijd zit er in veel ervan een soort Shakespeariaans gezang; veel regels lossen, bij mijn willekeurige onderzoek, op in jambische pentameter. Het meest opvallend is dat er een poging wordt gedaan om de Latijnse grammatica te weerspiegelen door lidwoorden en bezittelijke voornaamwoorden weg te laten: “We dwalen af van het punt.” “Wat zien de ogen?” Het is een schattig maar onzinnig idee waardoor de personages komisch overkomen; er zijn ook geen artikelen in het Russisch, maar we voegen ze toe als we Tsjechov vertalen, anders zouden Vanya en Jelena klinken als Boris en Natasha. (Het origineel “Spartacus: Bloed en Zand” (had geen moeite met dit apparaat, hoewel er wel karakters op stonden die ‘dankbaarheid’ zeiden voor bedankt en ‘excuses’ voor sorry.)
De serie neemt het melodrama serieus, met duidelijke toewijding aan het ensceneren van de ingewikkelde vechtscènes, waarvan er veel zijn, en aan de investeringen in decors, kostuums en effecten; alleen al het nepbloedbudget moet onthutsend zijn. (De huiselijke architectuur komt overeen met de Life in Ancient Rome-video’s die ik heb gezien, minus de muurschilderingen, die natuurlijk meer geld zouden kosten en de aandacht van de orgieën zouden afleiden.) En toch is het zo extreem in zijn geweld, en zo resoluut in zijn ondeugendheid, dat ik de serie ook nogal hilarisch vind. Het helpt mogelijk niet dat wanneer ik de naam Spartacus hoor, ik denk aan Tom Everett Scott die zegt: “Ik ben Sparta-koos” in ‘Dat ding dat je doet’ en soms van Magnus Scheving als sport, de atletische superheld uit de kindershow ‘LazyTown’ uit 2004. Maar dat is aan mij.



