Conclaaf
directeur Eduard Berger verandert in een koortsachtiger en verleidelijker milieu
– een neonverlicht moraliteitsverhaal over geluk, verlies en de illusie van controle. De film, aangepast door Rowan Joffe uit de roman van Lawrence Osborne uit 2014, ontvouwt zich te midden van de hypnotiserende chaos van de casino’s van Macau, waar hebzucht zich voordoet als glamour en wanhoop achter elke weddenschap. Het is een visueel weelderige ervaring – oogverblindend en toch emotioneel afstandelijk.Colin Farrell speelt de rol van Lord Doyle, een in ongenade gevallen Britse gokker die door het labyrint van casino’s van Macau zwerft, op jacht naar een laatste overwinning terwijl hij op de vlucht is voor een spoor van schulden en bedrog. Farrell levert een koortsachtig, magnetisch optreden dat schommelt tussen charme en zelfvernietiging. Hij speelt Doyle als een man die zich zowel bewust is van zijn morele verval als niet in staat is om dit te stoppen – een tragische antiheld wiens humor en vermoeidheid hem overtuigend maken, zelfs als het script hapert. Bergers regie, samen met cameraman James Friend, transformeert Macau in een koortsdroom – allemaal spiegeloppervlakken, eindeloze baccarattafels en rusteloos, reflecterend water. De stad wordt zelf een personage: aantrekkelijk, verstikkend en levend met de valse belofte van fortuin. De ritmische stukken van redacteur Nick Emerson weerspiegelen de gebroken gemoedstoestand van Doyle, afwisselend tussen de zintuiglijke overbelasting van casinovloeren en de griezelige rust van bij zonsopgang verlichte straten. Het resultaat is zowel hypnotiserend als claustrofobisch: een levendig portret van een man die de grip op de werkelijkheid verliest. Het verhaal neemt een spirituele wending wanneer Doyle Dao Ming ontmoet (Spreek Chen), een mysterieuze lokale vrouw die zijn vertrouwelinge en morele spiegel wordt. Hun scènes bruisen van stille spanning, maar worden ondermijnd door de afhankelijkheid van het schrijven van exotische stijlfiguren. Dao Ming’s kennis van lokale rituelen – met name het Festival van de Hongerige Geesten – wordt een te nette metafoor voor Doyle’s gekwelde psyche. Chen verleent de rol gratie en terughoudendheid, maar haar karakter voelt meer symbolisch dan menselijk aan, eerder een kanaal voor Doyle’s verlossing dan een persoon met haar eigen keuzevrijheid.Tilda Swinton verschijnt kort maar gedenkwaardig als een vrouw uit Doyle’s verleden, gestuurd om hem te confronteren. Haar scherpe, ijzige kalmte geeft de film de broodnodige scherpte, hoewel haar verhaallijn vervaagt voordat deze zich volledig kan ontwikkelen. Ook Deanie Ip schittert in een kleine rol als oudere gokker die op subtiele wijze de arrogantie van Doyle blootlegt. Ondanks zijn technische briljantheid,
worstelt met het vertelritme. Bergers fascinatie voor spektakel overstijgt vaak de emotionele onderstromen. Het tempo verandert, de inzet vervaagt en Doyle’s veronderstelde spirituele ontwaken voelt te gemakkelijk om weerklank te vinden. Zelfs de climax van de ‘laatste gok’ – hoe visueel verbluffend ook – landt zonder impact, de morele afrekening wordt gedempt door een overdreven gestileerde onthechting. Waar Berger is
Alles rustig aan het westelijk front
evenwichtige esthetische controle met emotionele intensiteit,
Ballade
voelt als zijn omgekeerde tweelingbroer: een triomf van oppervlakte over substantie. De film begrijpt verslaving als een cyclus, maar dringt er zelden doorheen. We zien Doyle in een spiraal terechtkomen, maar voelen nooit helemaal de aantrekkingskracht van zijn obsessie of het gewicht van zijn wroeging. Uiteindelijk,
Ballade van een kleine speler
is een filmische paradox – een film van glinsterende schoonheid en een hol hart. Het verleidt het oog, maar laat de ziel onaangeroerd. De prestaties van Farrell en het visuele meesterschap van Berger zorgen ervoor dat het kijkbaar is, maar net als zijn hoofdpersoon zet het alles in op glamour en verliest het waar het er het meest toe doet.



